Leo Vroman (10 april 1915 – 22 februari 2014)

In december wijdden Theodor Holman en Aron Grunberg op dezelfde dag een lovende column (in respectievelijk Het Parool en De Volkskrant) aan de film La grande Belezza van Paolo Sorrentino (Oscar 2014). Een prachtige film over de schoonheid van het leven, aan het eind waarvan ironie en melancholie resteren, met Toni Servillo in de rol van de decadente schrijver. Maandag 24 februari jl. ging beider column over de gestorven dichter Leo Vroman. Het verschil was groot. Holman roemt Vroman als de grootste dichter van Nederland. Hij was voor hem een rolmodel, omdat hij – evenals Holmans ouders - Indië kende en in Japanse krijgsgevangenschap had gezeten. Het gedicht De twee gedachten met de strijdende Ploot en Fluit, dat zijn broer voor school uit het hoofd leerde, is hem zijn hele leven bijgebleven. Grunberg toont zich een cynicus die liefde verstikkend vindt – en de ‘symbiotische’ van Leo en Tineke ondraaglijk, zoals hij merkte bij zijn bezoek aan het echtpaar in de jaren negentig.



In veel van Vromans gedichten speelt die liefde een rol, evenals zijn vak (hematologie), het kleine intieme en het grootse overweldigende van het leven, de verbazingwekkende wereld, en de dood. Altijd in een springlevend, speels en beweeglijk Nederlands, terwijl hij vanaf 1947 in de Verenigde Staten woonde en werkte. In zijn poëzie komen meer neologismen dan archaïsmen voor, die er soms een surrealistisch tintje aan geven. Zoals ‘hersenkistje’, ‘pootjesdier’’, peinskasje’, ‘vleugelsinterklaas’ en ‘een onweerbare huispoweet’. Hij was de oudste dichter van Nederland, schreef meer dan vijftig bundels poëzie – zijn laatste gedichten schreef hij een paar weken geleden op 98-jarige leeftijd. Daarnaast verhalen, een toneelstuk en dagboeken. Hij was ook een getalenteerd tekenaar (tekeningen van hem zijn uitgegeven in Leo Vroman Tekenaar) en een wetenschapper die internationale bekendheid kreeg met de bestudering van bloedstollingsprocessen (’het Vromaneffect’). Met zijn gedichten won hij zo ongeveer alle poëzieprijzen die er in Nederland bestaan. De bekendste dichtregels van deze ‘vlakbijste dichter’, zoals criticus Kees Fens hem ooit typeerde, komen uit het gedicht Vrede (1957): “Kom vanavond met verhalen / hoe de oorlog is verdwenen, / en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen.” Rijm wordt bij Vroman, zoals hier, nooit dwang. Het duwt hem eerder in niet vermoede richtingen.

In 2010 maakte Ike Bertels een documentaire over Leo en Tineke Vroman. Ze vertellen hoe ze elkaar ontmoet hebben aan de universiteit van Utrecht. Zij was van Indische ouders, hij van Joodse. Toen de Duitsers binnenvielen, vluchtte hij via Engeland naar Nederlands-Indië, waar hij in een Jappenkamp belandde en als krijgsgevangene naar Japan werd meegenomen. Daar maakte hij de bombardementen mee. Na de oorlog kwam Vroman in de VS terecht. Tineke kwam – na een scheiding van bijna tien jaar - over. Ze trouwden en kregen twee dochters. In de documentaire zien we hen hoogbejaard op de tiende etage van een flat in Fort Worth, Texas. Ze vertellen over hun leven, het komende levenseinde. Ze doen vrijwilligerswerk in de flat. Tineke gaat naar gymnastiek. Leo tekent op de computer. Hij zegt: “Ik vind het een erg vreemd gevoel dat ik misschien voor het laatst heb gestemd. Dat vind ik meer dramatisch dan doodgaan zelf.” Ze lezen beiden gedichten voor. Dichten is voor Vroman denken en ademen. Terwijl hij heel secuur afwast, zien we het gedicht geprojecteerd waarin de ‘ik’ zich afvraagt “(…) maar waar ben ik als je zo plotseling gaat / dat je bord nog in de gootsteen staat (…)”. Volgens Tineke is het beter dat hij eerst gaat, omdat zij beter alleen kan zijn dan hij. Zo is het ook gebeurd.

Ik kan me herinneren dat we op school een gedicht van Vroman lazen. Het gaat over vrede, zei de leraar, en het begint met een duif. Een vredesduif? Dan denk je aan een sierlijke vogel met een takje in zijn snavel. Maar Vroman keek daar heel anders naar: “Komt een duif van honderd pond / een olijfboom in zijn klauwen, / bij mijn oren met mijn mond / vol van koren zoete vrouwen, / vol van kirrende verhalen / hoe de oorlog is verdwenen en herhaalt ze honderd malen: alle malen zal ik wenen.” Dichtregels uit 1957. Bijna tachtig jaar dichtte Vroman. Op zijn 92-ste schreef hij een sms gedicht in precies 160 tekens, een zogenaamde ‘160’: “Ik ontbeet / met de dood / ik bestelde wat / brood en thee / hij at / niet mee / helaas / maar / vertelde wat / over mij / hij zweeg / ik at / ik zat / hij stond / nu nog veeg / ik mijn mond”. In de wereld van de poëzie stond hij op zichzelf. Zijn werk is niet met dat van anderen te vergelijken.

Op tien april, de 99ste geboortedag van Leo Vroman, verschijnt ‘Hoe mooi alles’- Leo en Tineke van Mirjam Hengel. Over het begin van de liefde tussen Leo Vroman en Tineke Sanders in de moeilijke periode van de Tweede Wereldoorlog en de periode kort daarna.

2 opmerkingen:

  1. Met plezier dit stuk gelezen. Mooi geschreven!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
    en door de letters heen van dit gedicht
    kijken in Uw lezende gezicht
    en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

    BeantwoordenVerwijderen